Jonas wordt door de zeelieden overboord gezet en daar opgeslokt door een grote vis. Uit de reeks: 'De geschiedenis van Jona', plaat 1.
Inschriften
Ionas puppe cadens, Ceto sorbente voratus. / In pelago non sensit aquas, vitale sepulchrum / Ne moreretur habens, tandemq(ue) e ventre ferino / Venit ad ignotas tutus sine remige terras. Jonas tuimelde van de achtersteven, en werd door het zeemonster opgeslokt. / In de zee voelde hij geen water, in zijn graf bleef hij in leven, / lang zou hij er niet blijven, en vanuit de beestenbuik / kwam hij zonder roeier aan in onbekende streken.