Rubens koesterde een meer dan gewone belangstelling voor antieke gegraveerde stenen - hij bezat zelf een niet onaardig aantal antiquiteiten waaronder cameeën en munten - en maakte er dan ook meermaals tekeningen van.
Deze tekening is een kopie naar de Gemma Tiberiana uit de Bibliothèque Nationale te Parijs. Vermoedelijk was deze kostbare steen afkomstig uit Constantinopel waar hij in 1247 door Keizer Boudewijn II aan Lodewijk IX van Frankrijk zou zijn geschonken. Peiresc, vriend van Rubens, analyseerde de voorstelling op deze camee in 1620 voor het eerst en herkende bovenaan de apotheose van keizer Augustus, in het middenregister Germanicus voor Tiberius en Livia en enkele ander personages en onderaan de overwonnen volkeren. Toen Rubens in januari-februari 1622 te Parijs verbleef om er de onderhandelingen te voeren voor de realisatie van de doeken voor de Medici-galerij in het Palais de Luxembourg, maakte hij van deze gelegenheid gebruik om de camee ter plaatse te bestuderen. Mogelijk realiseerde Rubens tijdens dit korte verblijf te Parijs deze tekening.
Deze tekening staat op de lijst van de topstukken.
Schilderij The Apotheosis of Germanicus in Ashmolean Museum, Museum of Art and Archeology, University of Oxford (A1169).
Volgens Nico Van Hout (Copyright Rubens p. 110) gaf Rubens de opdracht aan een medewerker om een afgietsel van de steen, hen bezorgd door Peiresc, te kopiëren. Daarna zou de kopie door Rubens geretoucheerd zijn met bruine inkt en witte dekverf.
Fysieke kenmerken
Pen en penseel in bruin, bruin gewassen, gehoogd met witte dekverf, over zwart krijt, op papier