Van onder een ruïneuze stadspoort stormt een dynamische menigte de voorstelling binnen. Mannen en vrouwen, rijk en arm, jong en oud. Hun woede is gericht op het skelet onder de boom, een personificatie van de Dood. De Dood bindt de strijd aan. Hij maakt daarbij geen onderscheid en met drie pijlen tegelijk zaait hij dood en verderf. Zijn bondgenoot is de Tijd, een gevleugelde oude man met een zandloper op zijn hoofd. Hij verjaagt de personificatie van Roem uit het beeld en vertrapt symbolisch attributen van wetenschap en kunsten.
Opschrift: Cernis ut imperio succumbant... Haec ut sola velit, quaerat, ametque pius. J. Semmius (6 lijnen). Get.: D. Vinck-boons inven[it]. B.A. Bolswerd excudit.