Tal van iconografische motieven werden in deze zeer complexe kansel verwerkt. De voet bestaat uit een beeld van de zittende Maria met het Kind Jezus, dat op haar linkerdijbeen staat. Onder de voeten van Maria staan een maansikkel en de slang, waarvan het Kind de kop doorboord met een lans waarop een krans prijkt. Op de troon waarop Maria zit werden de symbolen van de vier evangelisten verwerkt. De kuip vertoont in- en uitzwenkende vormen. Aan de voorzijde ervan, een omkranste cartouche met Maria monogram. De dartele putti daaronder tonen de symbolen van het Geloof (kelk), de Hoop (anker) en de Liefde (hart). Aan de toegevoegde voetstukjes op de hoeken van de kuip staan engelen die neerhangende gordijnen, die aan het klankbord bevestigd zijn, omhoog houden. Dit laatste kreeg de vorm van een baldakijn dat het voetstuk vormt voor een beeld van God de Vader, zittend op een wolk, rechts geassisteerd door een putto die een hemelsfeer vasthoudt. Een tweede putto aan zijn voeten.