vier man te paard en drie te voet bekampen een leeuw en leeuwin; drie ruiters dragen een tulband, één een helm; de leeuw heeft één der ruiters besprongen en hem achterover van zijn paard getrokken; de twee Aziatische ruiters doorsteken de leeuw met hun speren, de Europese gaat hem met zijn zwaard treffen; de leeuwin heeft haar klauw in de borst van één der jagers te voet geslagen; de tweede snelt zijn makker ter hulp terwijl de derde dood ligt uitgestrekt. Waarschijnlijk door een van Rubens' leerlingen. Kopie naar het werk in de Pinacotheek te München. Cat. Rooses, 1927, p. 5. Vermeld in inventaris goederen Balthasar II (volgens Rooses, p.6). In 1877 bewaard in zaal 32 (zie documentatie)