In de tekening wordt de graaf ten voeten uit weergegeven, de rug van zijn linkerhand rustend op zijn lendenen. Boven het harnas draagt hij een lange mantel met een hermelijnen schoudermanteltje waarop zijn weelderige pruik neervalt. Naast hem onder het met franjes afgezoomde baldakijn is een rijzige vrouw, gehuld in een lang gewaad, voorgesteld. Beide figuren staan op een podium waarop een blind schild getopt met een kroon van vijf parels prijkt; de schildhouders zijn twee klimmende leeuwen, elk met een banier.